Ambassadeur van de crisis

‘Op een reguliere universiteit mag je je gelukkig prijzen als één op de tien studenten intelligent en gemotiveerd genoeg is om je colleges te volgen.’ Waar Peter Sloterdijk spreekt, volgt beroering. De bestverkochte filosoof van het naoorlogse Duitsland over onderwijs, zijn talkshow en de houdbaarheid van onze samenleving.


Met een scherp gevoel voor de grote vragen van onze tijd en een oeuvre dat menig veelschrijver in verlegenheid brengt, torpedeert Peter Sloterdijk (61) al twee decennia het filosofisch establishment. Met succes: door velen wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste hedendaagse denkers. Een week lang mocht ons land zich verheugen over de aanwezigheid van de Duitse filosoof. Aan redenen geen gebrek: het recentelijk verschijnen van zijn boek Du mußt dein Leben ändern, de vertaling van het laatste deel uit zijn Sphären-trilogie èn de Maand van de Filosofie. De trein voerde hem van stad naar stad en van lezing naar lezing. Wij voegden ons een uur bij zijn reisgezelschap en werden deelgenoot van Sloterdijks opmerkelijke visies en constateringen. De in Karlsruhe geboren filosoof is een innemende persoonlijkheid die in zijn boeken een kwinkslag niet schuwt. Toch schuilt achter zijn zachte gelaatstrekken, kleine helderblauwe ogen en kalme stem ook iemand die onomwonden korte metten maakt met criticasters. Zo haalt hij met zichtbaar genoegen een anekdote aan over zijn lezing Regeln für den Menschenpark, tien jaar geleden. Wat een poging was het filosofisch debat op scherp tezetten over de technisch-biologische mogelijkheden om mensen ingrijpend te veranderen, mondde destijds uit in een enorme mediahetze. Volgens Sloterdijk stond zijn vermaarde collega Jürgen Habermas aan de basis van de rel, waarin hij onder meer werd beticht van het aansturen op rasverbetering. ‘Habermas kreeg de tekst tijdens een chique feestje onder ogen en kon zijn woede toen al bijna niet bedwingen. De volgende dag heeft die oude man de veertig pagina’s voorzien van aantekeningen en doorgefaxt naar tientallen Duitse journalisten. Wie ooit een fax heeft gebruikt, weet dat dat een hels karwei is. Ik zie hem al zitten: een middag lang zijn bittere frustratie botvieren op dat apparaat.’


Habermas is niet de enige die een gevaar ziet in het werk van Sloterdijk. Zo wordt hij meer dan eens bestempeld als ‘gevaarlijk denker’. Zelf zet hij zich daartegen af: ‘Ik heb niet de intentie een provocateur te zijn, het is een ongewenste bijwerking van wat ik doe. Ik geloof niet in het concept van “gevaarlijk denken”. Gevaar behoort tot het veld van politiek, geneeskunde, oorlog en avontuur. Daar heeft filosofie niets mee te maken.’


Wat is filosofie volgens u dan wel?

‘Een kunst die vergeleken kan worden met een compositieles aan een conservatorium. Die vergelijking wordt overigens vaker gemaakt. Ook voor de Franse denker Gilles Deleuze was denken vergelijkbaar met componeren.’


Hiermee lijkt u af te wijken van de rol die het denken binnen een academisch klimaat speelt. Bent u daarom rector aan de Staatliche Hochschule für Gestaltung in Karlsruhe en geen hoogleraar aan een universiteit?

‘Inderdaad, een gewone leerstoel in de filosofie is te saai. Op een kunstacademie zijn er toelatingsexamens, waardoor je vanaf het begin met interessante mensen werkt. Dat is onmogelijk op een reguliere universiteit. Daar mag je je al gelukkig prijzen als één op tien studenten in je publiek intelligent en gemotiveerd genoeg is om je colleges te volgen.’


Met veel bezieling weidt de filosoof verder uit over zijn visie op onderwijs en koppelt dit terug naar zijn eigen werk, dat in zijn ogen onmogelijk in concrete lessen is te vertalen. Het draait hem om het delen van zienswijzen, niet het presenteren van kennis in hapklare brokken. ‘Dit is ook de wijze waarop de oude Griekse meesters in de retorica hun pupillen onderwezen. Van de jongemannen werd simpelweg verondersteld dat ze tijd doorbrachten met hun leraar. Er waren geen colleges, geen formele instructies en er was geen vaststaand tijdsschema. Het draaide om het absorberen van een atmosfeer.
‘In filosofie staat, zoals in de retoriek, de productie van overtuiging centraal. Het publiek moet worden overtuigd en de atmosfeer is het meest overtuigende wat er is. Dat is waarop ik doel als ik spreek over leren als het delen van een atmosfeer. Het is een dieper liggende vorm van communicatie.’


In de inleiding van uw boek Gottes Eifer. Vom Kampf der drei Monotheismen stelt u dat het Jaar van de Geesteswetenschappen zou moeten worden vervangen door de Eeuw van de Cultuurwetenschap. Waarom kent u aan de cultuurwetenschap zo’n groot belang toe?

‘Lange tijd dachten intellectuelen dat beschavingen en de daarmee samenhangende cultuur onsterfelijk waren, dat sterfelijkheid enkel aan het individu kon worden toegeschreven. Zo lang je dat denkt, is cultuurwetenschap overbodig en kan worden vertrouwd op de innerlijke kracht van het culturele proces. De Eerste Wereldoorlog bracht verandering in die overtuiging. Toen bleek dat zelfs de hoogste beschavingen in staat waren tot zelfdestructie. Vanuit die achtergrond is cultuurwetenschap van groot belang, als een reservoir waarin de wijsheid van cultureel overleven kan worden bewaard.’


Voordat de volgende vraag goed en wel is gesteld, keert Sloterdijk zich abrupt om op zijn stoel. Gekscherend maant hij zijn reisgezelschap tot stilte en wijst hen erop dat we ons niet voor niets in een stiltecoupé bevinden. Luid gelach vult daarop de ruimte, waarna de grappenmaker zich glunderend in zijn stoel laat zakken om het vertier plaats te laten maken voor de zwaarte van het zojuist aangesneden onderwerp.

‘De term onsterfelijkheid moet wat betreft de samenleving worden vervangen door houdbaarheid. Binnen die visie op cultuur en dus cultuurwetenschap is het concept generatie, als medium voor het overdragen van culturele waarden, een sleutelbegrip. Helaas zijn denkers die hebben bijgedragen aan een beter verstaan van dat begrip erg schaars.’


De tijdens Sloterdijks verblijf in Nederland gepresenteerde vertaling van Schäume vormt het derde en laatste deel van zijn vijfentwintighonderd pagina’s tellend magnum opus Sphären.Dit werk kan volgens hem worden gezien als een filosofie van het ‘worden’. Het ‘zijn’ is niet stabiel en eenduidig, maar een kwestie van ‘worden’, van groeien. Ook is het verre van bijzonder: de alledaagsheid van een scholier die student, of een student die onderzoeker wordt, zijn voorbeelden van waar hij op doelt.

De inhoud van zijn eigen werk grijpt Sloterdijk aan om zich fel af te zetten tegen de betekenis die de Franse filosofie het ‘worden’ toedicht. Terwijl hij zich naar voren buigt om extra gewicht aan zijn woorden toe te kennen, veegt hij er in een korte analyse de vloer mee aan: ‘De Franse denkers van onze generatie verheffen iets gewoons als “worden” tot een revolutionaire gebeurtenis, tot het gouden kalf waar ze om heen blijven dansen. Ik heb het gevoel dat ze nooit de enorme deceptie van de protestbeweging van ’68 te boven zijn gekomen. Ze spreken over creativiteit en het “worden”, maar tonen slechts herhaling, herhaling, herhaling. Mijn filosofie daarentegen prijst de herhaling, maar herhaalt zichzelf niet.’


Naast een indrukwekkende productie aan boeken kan Sloterdijk zich bogen op een voor een filosoof minder vanzelfsprekende verdienste: samen met collega Rüdiger Safranski is hij talkshowhost. In de nachtelijke uurtjes en met onregelmatige uitzendingen wordt het Duitse tv-publiek in Das philosophischen Quartett ongeveer eens per maand op een uur filosofie getrakteerd. Soms gaan de gesprekken tussen de presentatoren en hun twee gasten gepaard met verhelderende inzichten en scherpzinnige constateringen, soms blijven ze steken in intellectuele borrelpraat.


Wat beweegt filosofen als u en Safranski tot het maken van een talkshow?
‘We willen laten zien dat het mogelijk is op een beschaafde en gecultiveerde manier te converseren. Spreken is gemakkelijk, luisteren is veel moeilijker. Tijdens ons programma zijn alle gesprekspartners vrij om hun overtuigingen uit te dragen, terwijl de anderen zich onthouden van onmiddellijk commentaar. Er is nog nooit iemand onderbroken en er wordt niet geschreeuwd. Tegelijkertijd vindt er een gepassioneerde discussie plaats. Een uur lang kijken naar een dergelijk schouwspel is een goede manier om jezelf moreel te onderwijzen.’

Dat betekent niet dat Sloterdijk grote maatschappelijke kracht aan de talkshow toekent. Aan het verlengen van de levensverwachting van onze samenleving zal het programma bijvoorbeeld niets bijdragen, daar is hij stellig van overtuigd. ‘Een filosofische talkshow verandert niets aan de collectieve stemming en de culturele patronen waarbinnen het gesprek plaatsheeft. We trekken vijfhonderdduizendkijkers op een populatie van vijfentachtig miljoen: in die nummers schuilt de waarheid.’

Dat dit ook voor zijn boeken geldt, lijkt Sloterdijk niet te deren. Als individu acht hij zich niet verantwoordelijk voor het bewerkstelligen van een grootse omslag. ‘Enkel God kan daarvoor verantwoordelijk worden gehouden. Gods boodschapper in de huidige tijd is de crisis, die dient een globale verandering te veroorzaken. De crisis is een goede onderwijzer en ik ben er slechts een werknemer van, een intermediair element. Als je zou stellen dat ik een ambassadeur was van de crisis, zou ik ja zeggen en je mijn boeken tonen. Want mijn boeken, dat zijn mijn verdiensten.’